back
05 / 06
bird bird

#384 Wat Dacht Herodus?

March 21, 2019
Q

Beste dr. Craig,

In zijn debat met u, en op pagina’s 175 en 211 in zijn boek “Jesus is Dead,” beargumenteert dr. Robert Price dat de notie van opstandingen waarschijnlijk helemaal niet onverwachts is in het Jodendom van de Tweede Tempel of totaal absent in het Joodse wereldbeeld van de eerste eeuw. Hij citeert specifiek de zaak van waar sommigen zich afvragen of Jezus de opgestane Johannes de Doper is.

Zou u, behalve uw antwoord waaruit blijkt dat Price zich schuldig maakt een essentiële categorie-fout (louter opgestane mannen zijn niet hetzelfde als de verwachting van een opgestane Gezalfde), alstublieft verder uitleggen waarom de twee gevallen (Jezus die verkeerd voor Johannes wordt aangezien, en het Joodse toestaan van een stervende en opgestane God) totaal van elkaar verschillen?

Veel dank van een vroegere student (Biola Apologetics MA)!

Paul

Verenigde Staten

United States

Dr. Craig

Dr. craig’s response


A

Ik accepteer graag je vraag, Paul! Het stuk in kwestie is Marcus 6:14–16, betreffende rapporten over Jezus’ wonderbediening:

Koning Herodus hoorde ervan; want Jezus’ naam was bekend geworden. Sommigen zeiden, ‘Johannes de doper is uit de doden opgericht; daarom zijn de krachten in hem werkzaam.’ En anderen zeiden, ‘Het is Elijah.’ En anderen zeiden, ‘Hij is een profeet, net als de profeten van toen.’ Maar toen Herodus ervan hoorde zei hij, ‘Johannes, die ik heb onthoofd, is opgericht.’

Eén van de feiten die door elke historicus, die een verklaring voor Jezus’ lot en voor de oorsprong van de Jezus-beweging na zijn dood wilt geven, moet worden uitgelegd, is het feit dat de vroegste discipelen plotseling en oprecht begonnen te geloven dat Jezus uit de doden was opgestaan ondanks alle neiging richting het tegenovergestelde. Het idee, bijvoorbeeld, van de opstanding van een geïsoleerd persoon los van de algemene opstanding en nog vóór het einde van de wereld was simpelweg in het oude Jodendom niet bekend. Dit gegeven maakt het nog uitdagender om uit te leggen waarom de discipelen zoiets van Jezus zouden aannemen.

Sommigen hebben het stuk hierboven gebruikt om de bewering, dat het idee van een geïsoleerde opstanding te midden van de geschiedenis, in het oude Jodendom onbekend was. In zo’n antwoord is er sprake van een categorie-fout, zoals je hebt opgemerkt. Maar je schijnt niet te begrijpen wat deze fout is. Het is geen verwarring tussen de opstanding van de Gezalfde en die van een loutere man. Het is eerder de verwarring tussen revivifacatie en opstanding: een persoon die uit de dood opnieuw leven is ingeblazen, zou louter naar het sterfelijke leven terugkeren en weer sterven; een opstanding volgens het Joodse denken was voor glorie en onsterfelijkheid. Miraculeuze revivifacaties van de doden waren zeker bekend – Jezus zelf deed de doden zo opstaan – maar zulke revivifacaties waren niet, als we het correct zeggen, opstandingen. Dus het stuk van Marcus geeft geen tegenvoorbeeld voor de bewering dat in het Jodendom een opstanding altijd een lichamelijke eindtijd-gebeurtenis was, zeker niet meer dan hoe Jezus Lazarus’ uit het graf doet opstaan.

Wat verder moet worden gezegd, is echter dat Herodus en de mensen het niet over of Johannes’ revivifacatie of opstanding hadden. Dit is zeer vanzelfsprekend door het feit dat Jezus en Johannes contemporair waren – Jezus was tegelijkertijd met Johannes actief in zijn bediening. Voordat Johannes gearresteerd en onthoofd werd, was Jezus actief en in leven. Dus mensen konden niet hebben gedacht dat Jezus letterlijk het onthoofde lichaam van Johannes de Doper was die weer leven was ingeblazen.

Wat hier eerder aan de hand is, zoals de opmerking “daarom zijn de krachten in hem werkzaam” onthult, is dat mensen zagen dat Johannes’ mantel nu naar Jezus was overgegaan. Dezelfde kracht waardoor Johannes werd geïnspireerd rustte op Jezus, en Jezus ging door met Johannes’ werk. Maar dat metafoor zou bij een Hindoe-context passen, niet bij een Joodse. In een Joodse context zou men zeggen, zoals Herodus deed, dat Jezus Johannes was die uit de doden was opgestaan – niet letterlijk, maar figuurlijk.

De vraag die overblijft is of, toen de discipelen uitriepen dat God Jezus uit de doden had opgericht, ze louter figuurlijk spraken, niet letterlijk. Hun geloof in Jezus’ lege tombe en verschijningen na de dood, en ook Paulus’ reflecties in I Korinthiërs 15, tonen iets anders.

- William Lane Craig