back
05 / 06
bird bird

#377 Waarom Citeer Ik Niet Meerdere Vrouwelijke Filosofen of Theologen?

March 21, 2019
Q

Hoi dr. Craig,

Ik vroeg me vandaag af, na het binge-luisteren van uw podcasts, of er vrouwelijke theologen of filosofen zijn die u in uw werken citeert of die u hiervoor leest. Ik heb veel van uw podcasts gehoord en een klein deel van uw werk gelezen, maar ik herinner me geen enkele keer waar u een aan een vrouwelijke collega gunstig heeft gerefereerd of waar u deze gunstig heeft geciteerd.

Ik realiseer me dat er waarschijnlijk veel institutioneel seksisme en momentum tegen vrouwen in dit vak bestaat, en dat er waarschijnlijk maar weinigen zijn waaruit voorbeelden kunnen worden getrokken. Maar er zal er toch tenminste één zijn…?

Laat mij alstublieft weten over welke vrouwelijke theoloog of filosoof dan ook die u respecteert en waarmee u het eens bent.

Dank u voor uw bediening en gevarieerde uitgegeven werken. Ik ben een grote fan van uw podcasts.

Dan

Nieuw Zeeland

P.S.: laat mij alstublieft ook weten of ik er totaal fout over ben en of u heel de tijd vrouwen citeert, en of degenen die u citeert en die ik niet ken vrouwen zijn, terwijl ik dit niet wist omdat u hun achternamen gebruikt.

New Zealand

Dr. Craig

Dr. craig’s response


A

Wat een interessante vraag! Ik zal niet antwoorden, Dan, door erop te staan dat “Sommigen van mijn beste vrienden vrouwelijke filosofen en theologen zijn!” Zoals je al hebt opgemerkt zijn relatief weinig van de filosofen en theologen met wie ik interactioneer vrouwen. Waarom is dit zo?

Nou, het is gewoon een feit dat filosofie, en vooral Christelijke filosofie, een discipline is die door mannen wordt beheerst, en de vrouwen die wel in het vak bezig zijn, doen misschien geen werk over onderwerpen waar ik me mee bezig hou. Dit gebrek aan overlapping is vooral het geval in het vak theologie.

Er is een aantal prominente vrouwelijke Christelijke filosofen, voornamelijk Eleonore Stump en Marilyn Adams, en je kunt weten dat ik wel extensief met hun interactioneer. Marilyn voorzag mij van haar persoonlijke vertalingen van Scotus’ werk over goddelijke voorkennis voor mijn werk The Problem of Divine Foreknowledge and Future Contingents from Aristotle to Suarez (Brill, 1988), en – zij die haar werk kennen zullen het anticiperen – ik heb veel interactie gehad met haar schriften over Ockham’s oplossing voor het probleem. (Aangespoord door je vraag, Dan, keek ik naar de index van mijn boek en en zag ik dat ik door 30 pagina’s heen aan haar refereerde, terwijl haar net zo eminente man Bob er maar één krijgt!)

Eleonore’s theorie over goddelijke eeuwigheid, die is ontwikkeld met de overleden Norman Kretzmann, was een groot onderwerp in mijn behandeling over goddelijke eeuwigheid. Dus in mijn God, Time, and Eternity (Kluwer, 2001), onthult de naamsindex dat zij met haar naam op 35 pagina’s wordt genoemd, terwijl Richard Swinburne’s aantal minder dan de helft hiervan is, en Alvin Plantinga’s aantal is hier ongeveer een derde van. Het is vanzelfsprekend zo dat de mate, waarin men met een werk van één of andere geleerde interactioneert, grotendeels zal afhangen van of het betrekking heeft op men’s onderzoek, en dit was het geval betreffende de onderwerpen over goddelijke alwetendheid en goddelijke eeuwigheid en het werk van de twee vrouwen.

Nu ik erover nadenk, gaf het onderwerp over goddelijke alwetendheid mij ook de mogelijkheid (en de verplichting) om met het werk van Linda Zagzebski over goddelijke voorkennis te interactioneren, en mijn studie over goddelijke eeuwigheid verplichtte mij om me bezig te houden met Laurie Paul’s verdediging van de tijdloze waarheids-theorieën.

Net zo geeft mijn huidige werk over goddelijke aseïteit mij de gelegenheid om extensief te interactioneren met het werk van twee prominente vrouwelijke wiskundefilosofen Penelope Maddy en Mary Leng. Er is een heel hoofdstuk, van mijn nog uit te brengen boek over goddelijke aseïteit, toegewijd aan Mary’s verdediging van voorwendsels-theorie als een anti-realistische benadering voor wiskundige objecten. Ik verdedig haar theorie als zeer plausibel tegenover mogelijke kritiek.

Toch zijn deze vrouwen uitzonderingen. Al heeft een kip nog meer tanden, zijn vrouwelijke filosofen en vooral Christelijke vrouwelijke filosofen een kleine minderheid.

Welke vrouwelijk filosofische theologen zijn er? Misschien Nancey Murphy en de overleden Grace Jantzen, maar hun werk is niet in op mijn gebied. Welke vrouwelijke exegeet heeft zelfs tussen de historische Jezus-geleerden groot werk over het onderwerp van Jezus’ opstanding gedaan? Paula Frederickson heeft er enkele stelling gemaakt, die ik citeer, maar ik ben me tenminste onbewust van grote toevoegingen door vrouwen over dit specifieke onderwerp. Dus wat kan ik doen? Als vrouwen op mijn gebied bezig zijn, dan lees ik ze en interactioneer ik met ze, maar als ze er niet zijn, dan kan dit niet.

Laat dit een oproep zijn aan de verre kant van onze evangelische gemeenschap. We hebben meer vrouwelijke filosofen en apologeten nodig. Maar weinig vrouwen voelen een roeping hiervoor. Zoals ik al eerder heb opgemerkt (#341) is de intellectuele benadering betreffende religie, in contrast met de relationele, meestal aantrekkelijker voor mannen dan voor vrouwen. Vorige week nog merkte één van de vrouwelijke leden van mijn Defenders-klas op bij het denken van mannen in de klas dat er zoveel werd nagedacht in vergelijking met de klas die zij zelf bezocht, een klas die voornamelijk uit vrouwen bestond omdat de focus relationeel was. Ze zei lachend, “Maar ‘wij mannen’ houden van de intellectuele benadering!” Er bestaan denkende vrouwen die aan het vak kunnen toevoegen, als ze God’s roeping kunnen zien als hun inclusie in het najagen van een carrière voor geleerden.

- William Lane Craig